De oude mijnen van São Domingos liggen ca. 15 km ten noordwesten van Mértola, niet ver van de Spaanse grens. We reden Mértola uit over N265 door de mooie heuvels die overal uitbundig geel kleurden door de Retama-struiken ofwel gele bezem. Het zijn struiken van het Siberisch schiereiland die goed tegen droogte kunnen, zo leerde ik op de website: https://www.planeetzusjes.be/l/gele-bezem-retama-sphaerocarpa-laaft-zich-aan-spaanse-droogte. In de toppen van enkele lage bomen zongen luidkeels grauwe gorzen. Verderop zagen we op iedere paal van de communicatie(?)kabels een ooievaarsnest. De mussen die in het grote nest hun eigen kleine nestjes maken zijn daar van nature, de grote lappen plastic die mede als bekleding dienen, niet!
Bij het meer van Tapada Grande bij São Domingos zijn sinds 2001 uitgebreide stranden en recreatieterreinen waarvan door velen gebruik gemaakt wordt. Als ik het Portugees op het informatiebord goed begrepen heb, is het stuwmeer in 1889 aangelegd ten bate van de mijnen en beter drinkwater voor het mijnwerkersdorp. Er werd er ook een stuk recreatieterrein gereserveerd voor de Engelse families die hier vanwege het werk waren komen wonen.
In 1859 verkreeg het Engelse bedrijf Mason & Barry de exploitatierechten van de mijn (piriet, koper, goud, zilver). Ze ontwikkelden in het mijncomplex een innovatief stukje techniek met de eerste electriciteitscentrale van de Alentejo en de eerste spoorweg. Technisch was het in de 19e eeuw dan wel een vooruitstrevende site, maar voor de arbeiders was het geen gezonde werkplek door de voortdurende blootstelling aan chemicaliën en slechte werkomstandigheden. Twee tunnels (1859 en 1861 gegraven) gaven toegang tot het ondergrondse gangenstelsel; tot in de 60er jaren van de 19e eeuw werd het erts door man- en muilezelkracht ondergronds vervoerd en naar boven gebracht. Er was een eigen politiekorps om opstandjes en onderlinge onenigheden de kop in te drukken.
Op het hoogtepunt werkten er duizenden arbeiders in de mijnen, de meesten Portugees. Er werd een compleet mijnwerkersdorp met allerlei voorzieningen gebouwd - een groot deel van de oorspronkelijke nederzetting was met kerk en al met de grond gelijk gemaakt bij de voortgaande ontginning. Het management was voornamelijk Engels, voor hen waren aparte voorzieningen.
Toen de mijnen uitgeput waren, werd de site in 1966 gesloten en met alle vervuiling aan zijn lot overgelaten. Er bleven nog slechts ca. 750 inwoners achter in het dorp.
Een enorme kaalslag en aantasting van het landschap is ook nu nog te zien. Voor landbouw is dit gebied absoluut niet meer geschikt en het oppervlaktewater is ernstig vervuild, maar hier en daar neemt de natuur het toch weer een beetje over. De ooievaars nestelen op een schoorsteen, bijenkasten staan naast afbrokkelende muren, een konijn schoot voor me weg tussen de hoge begroeiïng van grassen, struiken en bloemen, waar ooit de werkschoenen stampten.
Halverwege de jaren '60 van de 20e eeuw werd de huidige kerk gebouwd op de plaats van de oude, die in 1938 was afgebrand. Aan de rand van het dorp op een groot plein is het een nogal dominant wit gebouw ten opzichte van de kleine witte mijnwerkershuisjes, die dicht opeen aan smalle betonnen straatjes op hun beurt de hoge zon weerkaatsen. Er wonen nog steeds mensen, maar het dorp is stil en tamelijk levenloos. Maar er zijn ontwikkelingen om toerisme aan te trekken en tezamen met andere mijnwerkerssteden op de Unesco Wereld Erfgoedlijst te komen. Het terrein van de oude mijnen is nu een soort openlucht museum. Vrij toegankelijk en zeker interessant. Op informatiepanelen met foto's uit het verleden kun je zien en lezen hoe het er vroeger uitzag en hoe het er toen aan toe ging.
Wij dronken tot slot een lekker kopje koffie op het terrasje in het dorp voordat we onze weg vervolgden naar Serpa.
Ik vond een paar aardige websites met meer informatie over de Iberian Pyrite Belt, São Domingos en enkele andere mijnbouwplaatsen in Portugal:
Zaans Industrieel Erfgoed - website van Cees Kingma
Geen opmerkingen:
Een reactie posten