Zondag zijn we op de camping op de fiets gestapt en hebben we eerst de rivier bij Arzal opgezocht. De grote plezierhaven, waar we vanaf de camping op uitkeken, ligt in de Vilaine aan de binnenzijde van de Barrage d'Arzal. Aan de andere kant valt de rivier deels droog bij eb. Het is een lange baai die uitmondt in de zee bij Pénestin. De Arzal-dam is indrukwekkend groot, maar liefst 500 m. lang met vijf sluisdeuren, een sluizensysteem en drie vistrappen. De dam is begin jaren '70 gebouwd om het achterland tegen overstromingen te beschermen, maar de installatie is ook belangrijk voor de drinkwatervoorziening in een grote regio. Het is best leuk om een kijkje te nemen rond het sluizencomplex en in de haven van Arzal. Er zijn verschillende wandelroutes langs de rivier en omgeving en van hier vertrekken ook de toeristische boottochten over de Vilaine.
In Tréhiguier zagen we de Vilaine weer terug, hier al een brede baai, waar de schepen op dat moment nog grotendeels droog lagen. Deze plaatsnaam zegt iets over de historie: treuz = oversteken + guer = rivier, stroom. Hier was een oversteekplaats over de rivier met een veerpont. Al in de 16e eeuw tot de Franse Revolutie had de markies van Assérac de rechten van deze veerdienst; de uitvoering en tolheffing liet hij aan de boeren over. In de 19e eeuw zijn de condities voor de veerdienst verbeterd door de aanleg van nieuwe scheepshellingen, maar de opening van de brug bij La Roche-Bernard en de wegverbinding met Pénestin luidde het einde in van de veerpont.
Tréhiguier is van ouds een handels- en vissershaven. Vooral de mosselcultuur, al vanaf eind 19e eeuw aan de oevers bij Tréhiguier (op palen, zoals we ook in Normandië bij Le Crotoy hebben gezien), is belangrijk. Het was soms een bron van conflicten en ook aan verandering onderhevig o.a. na de aanleg van het sluizencomplex bij Arzal, waardoor verplaatsing van de mosselkweek nodig was richting open zee (o.a. Le Lomer aan de andere kant van Pénestin).
Au p'tit bouchot heette het bar-restaurant aan de haven heel toepasselijk. Op het terras kwam juist een tafel vrij: zo'n uitnodiging om een oestertje te gaan slurpen lieten we niet aan ons voorbij gaan. Toen we weggingen, liep de rivier al weer vol en konden de boten weer drijven.
Met hernieuwde energie trapten we daarna verder tot we een plek vonden waar we over een zandpad naar het water konden. Zeilboten konden de rivier weer opvaren, witte reigers waren in het lage water op zoek naar voedsel. Iets verderop, bij de dennenbossen was een toegang tot een natuurgebied dat zich uitstrekte langs de baai. Zandgrond; een gele hoornpapaver; blauwe zeedistel; laag groeiende kwetsbare vegetatie houdt de duintjes in stand; moerasachtig (brak) gebied met planten als zee-aster; de planten trekken vlinders aan als klein koolwitje en klein geaderd witje op de zeeraket; kleine vuurvlinder en bruin blauwtje zoeken het lager bij de grond. Het is een mooi gebied om te wandelen en te genieten, maar wij fietsten weer verder naar Pénestin.
De buitenwijken van Pénestin hebben we bereikt, maar uiteindelijk bleek de kaap met zijn mooie rotsen en stranden ons toch te ver te zijn en zijn we aan de weg terug begonnen: de kortste route langs en over de D34 tot voorbij Camoël totdat we weer een landweggetje naar Férel vonden. Een minder leuke, maar wel vlottere route dan op de heenweg. Na zo'n 30 km op het zadel waren we weer terug op de camping. Moe maar voldaan.
Ik vond toevallig een leuk historisch artikel over Pénestin in 1898: https://www.penestin-infos.fr/chroniques-locales-du-temps-jadis-penestin-1898-ou-les-vagabondages-du-vicomte-odon-du-hautais-1/
Geen opmerkingen:
Een reactie posten